Hoe kon het dagboek van een meisje van 15 jaar één van de meest gelezen boeken ter wereld worden? En hoe kon de schrijfster hiervan uitgroeien tot een internationaal beroemd persoon, terwijl zij 2 jaar vóór de eerste publicatie van het boek was gestorven?
Anne schreef voor het eerst in haar dagboek op 14 juni 1942, twee dagen na haar dertiende verjaardag en enkele weken voordat ze met haar familie ging onderduiken in het achterhuis van Prinsengracht 263 in Amsterdam, het pand waar het bedrijf Opekta van haar vader gevestigd was. Op deze wijze hoopte de familie Frank uit de klauwen te blijven van de Jodenvervolgers in het door de nazi’s bezette Nederland.
Ruim twee jaar lang schreef Anne bijna dagelijks in haar dagboek over haar dagelijks leven met haar ouders, haar zus en vier anderen in het achterhuis, over haar angst voor ontdekking door de Duitsers, over haar worstelingen met het volwassen worden en over haar fantasieën over de toekomst, ná de oorlog. Ze wilde graag schrijfster of journaliste worden ..
Na meer dan twee jaar, op 4 augustus 1944, werd hun schuilplaats tóch ontdekt door de nazi’s. Ze werden gearresteerd en afgevoerd naar concentratiekampen en in februari 1945 overleed Anne in kamp Bergen-Belsen aan de gevolgen van vlektyfus en uitputting.
Het dagboek van Anne bleef bij de arrestatie van de onderduikers in het achterhuis liggen. Miep Gies, een van de mensen die de onderduikers twee jaar lang hadden geholpen, vond het dagboek en bewaarde het. Ze gaf het na de oorlog aan Anne’s vader, Otto Frank, de enige van de onderduikers die de verschrikkingen van de concentratiekampen wist te overleven. Otto Frank was diep onder de indruk van het dagboek en besloot het als boek te publiceren.
Op 25 juni 1947 verschijnt de eerste druk van “Het Achterhuis” in een oplage van 3.000 stuks. Daar blijft het niet bij: het boek wordt vertaald in meer dan 70 talen, er wordt een toneelstuk en een film van gemaakt. De hele wereld maakt kennis Anne’s verhaal en in 1960 wordt het achterhuis een museum. Otto frank blijft tot aan zijn dood in 1980 nauw betrokken bij de Anne Frank Stichting en het museum: hij hoopt dat alle lezers van het dagboek zich bewust zullen worden van de gevaren van discriminatie, racisme en Jodenhaat.